Wat is HCM? 

Bij Hypertrofische Cardiomyopathie is de hartspier (myocardium) verdikt. De kamer (linker ventrikel) van het hart wordt hierdoor kleiner. Er is onvoldoende ruimte in de kamer om al het bloed dat uit de longen komt op te vangen en weg te pompen.

Eerst zal het hart sneller gaan kloppen. Later gaat de linker boezem functioneren als een stuwmeertje: al het bloed dat niet meteen de kamer in kan stromen wordt hier dan bewaard. De linker boezem rekt hierdoor uit.

Symptomen van HCM bij de kat

In het begin merkt u niets aan uw kat.

Pas als uw dierenarts een hartruis of een onregelmatige hartslag vindt, of als uw kat klachten ontwikkelt zoals benauwdheid, verlammingen of hersenafwijkingen, wordt de diagnose HCM gesteld.

Sommige katten overlijden plotseling, zonder andere symptomen.

Vocht in de longen bij de kat met HCM

In het begin zal de boezem (linker atrium) van het hart dus groter worden. Als de boezem niet verder kan oprekken, zal er bloed en vocht  in de longen blijven staan. De kat krijgt last van vocht

  • in de longen (longoedeem)
  • achter de longen en/of
  • vocht in het hartzakje

De kat wordt benauwd, gaat sneller en dieper ademhalen.

Bij het ademen maakt de kat geen afwijkend geluid.

Trombose bij katten met HCM

In de vergrote boezem ontstaan afwijkende wervelingen in het bloed. Hierdoor komen er stolsels. Deze bloedstolsels kunnen de bloedvaten inschieten en elders in het lichaam vastlopen. Dit noemen we trombose.

Als het stolsel vastloopt op de plek waar de grote lichaamsslagader (aorta) zich vertakt in de twee bloedvaten naar de achterpoten en het bloedvat naar de staart, ontstaat een plotselinge, pijnlijke verlamming van de achterpoten en de staart.

Als het stolsel op een andere plek vastloopt, zijn de symptomen vaak minder opvallend.

Plotseling overlijden van katten met HCM

Katten met HCM kunnen hartritmestoornissen krijgen.

De hartspier is dikker geworden, maar de bloedvoorziening van deze spier in hetzelfde gebleven. Hierdoor ontstaat zuurstofgebrek in de hartspier, waarbij de kat een onregelmatige hartslag kan krijgen.

Bij een ernstig onregelmatige hartslag (kamerfibrilleren) pompt het hart geen bloed meer rond en komt de kat te overlijden.

Diagnose van HCM bij de kat

Bij lichamelijk onderzoekis vaak een hartruis en soms een onregelmatige hartslag te horen.

Met een echo is de dikte van de hartspier te meten en kan de grootte van de linker boezem worden vastgesteld. In sommige gevallen is een stolsel in de linker boezem zichtbaar.

Op een röntgenfoto is de hartschaduw soms vergroot en is longoedeem zichtbaar.

Met een electrocardiogram kunnen hartritmestoornissen worden onderzocht.

Een verdikte hartspier kan ook worden veroorzaak door een hoge bloeddruk, nierfalen, schildklierproblemen en andere hormonale ziekten. Een bloeddrukmeting en bloedonderzoek kunnen daarom nodig zijn om andere ziekten uit te sluiten.

Behandeling van HCM bij de kat

HCM kan niet worden genezen.

Wij schrijven medicijnen voor die bedoeld zijn om vocht af te drijven of hartritmestoornissen te behandelen, als deze problemen zich voordoen. Ook kunnen we medicatie voorschrijven om de kans op het ontstaan van bloedstolsels te verminderen (bloedverdunners).

Er zijn geen medicijnen die een stolsel (trombus) kunnen oplossen. Als de kat klachten heeft, passend bij trombose, moet het lichaam de stolsels zelf opruimen.

Levensverwachting van de kat bij HCM

Sommige katten ontwikkelen HCM op jonge leeftijd en verslechteren snel. Bij andere katten wordt de diagnose pas gesteld op oudere leeftijd en zijn de klachten mild en langzaam progressief.

Over het algemeen geldt: hoe jonger de kat bij het eerste optreden van de hartproblemen, hoe slechter de prognose.

Sinds 2018 echter, weten we dat er ook een vorm van hartfalen (TMT ofwel transient myocardial thickening) is bij de kat, die weer overgaat en dus juist een goede prognose heeft. TMT zien we meer bij jonge katten (gemiddeld 2 jaar) en bij katten die recent een anesthesie (antecedent event) hebben gehad.

Is HCM erfelijk?

  • De erfelijke informatie ligt vast op het DNA
  • Een gen is een stukje DNA dat informatie bevat voor één bepaalde eigenschap
  • Ieder mens en dier (en dus ook iedere kat) heeft van elk gen twee stuks

Als een gen beschadigd raakt (mutatie) kan het zijn dat een dier een bepaalde stof in het lichaam niet meer goed kan maken. Soms ligt er dus al in het DNA vast, dat je ziek kan gaan worden.

Katten met twee stuks van dit defecte gen (homozygoot) hebben een grotere kans op ziekte dan katten waarbij maar één van beide genen afwijkend is (heterozygoot).

 

Er zijn katten waarbij de bloedtest HCM-positief is, maar waarbij de kat geen HCM ontwikkelt.

Toch is het advies om niet met dieren te fokken die homozygoot positief zijn, omdat deze aan 100% van hun nakomelingen de mutatie doorgeven en dus wel een erg grote kans hebben om HCM te krijgen.

De DNA test voor het ene ras is zinloos om te gebruiken bij een ander ras

Bij de mens zijn meer dan 130 verschillende mutaties bekend die bijdragen aan de vorming van HCM. Het is dus waarschijnlijk dat ook bij de kat veel meer mutaties zijn dan nu bekend is. Het kan ook zo zijn, dat bij ieder ras een andere mutatie de oorzaak is van HCM.

Zolang we bij de Noorse Boskat of de Sfynx niet weten welke gen-beschadiging verantwoordelijk is voor de HCM in dit ras, kunnen we geen DNA test doen. En het feit dat zo’n kat dan negatief test op de drie tot nu toe bekende mutaties, geeft dus bij deze katten geen enkele garantie over echt vrij zijn van HCM.

 

Bij het MCD worden fokdieren echografisch gekeurd voor HCM:

  • Als de echo afwijkend is, is het verstandig om niet met de dieren te fokken
  • Als de echo niet-afwijkend is, is dit geen garantie dat het dier later niet alsnog HCM zal krijgen en dat de afwijking wordt doorgegeven aan het nageslacht. Het is aan te raden om de echo later te herhalen

Als de genetische bloedtest afwijkend is, is fokken ook niet aan te raden:

  • Bij een homozygoot afwijkend dier wordt het afwijkende gen altijd doorgegeven aan de nieuwe generatie
  • Bij een heterozygoot dier, zal een deel van het nageslacht het foute gen niet krijgen. Bij zeer waardevolle heterozygote fokdieren wordt om die reden besloten om toch met het dier te fokken en de kittens ook te testen